
Regelmatig vragen mensen mij om 'even' uit te leggen hoe de basisinstellingen van een camera werken. Het maken van een goed belichte foto is niet in een dag te leren en er valt veel over te vertellen. Onder andere daarom was ik bezig met het aanbieden van privécursussen (momenteel heb ik helaas geen tijd voor privécursussen, er komt wel een vervolg na mijn afstuderen tot lerares Nederlands). Voor de hobbyfotografen die nog niet toe zijn aan een cursus, maar wel een duidelijk overzicht willen van de basisinstellingen, schrijf ik deze blog. Uiteraard is dit geen uniek artikel. Er is genoeg te lezen over de basisinstellingen, maar ik vind het prettig om te kunnen verwijzen naar mijn eigen tekst wanneer ik met iemand praat over het instellen van de camera.
De vijf basisinstellingen
Sluitertijd
Diafragma
ISO
Witbalans
Beeldhoek
Er zijn meer begrippen als het aankomt op handmatig belichten, maar bovenstaande begrippen ga je in de eerste instantie leren. Ten eerste moet je de camera van de automatische stand af zetten. Dit houdt in dat alle knopjes, schijfjes of wieltjes van de 'A' af moeten. Ook makkelijke instellingen als de sportstand of portretstand zijn vanaf nu verleden tijd.
De sluitertijd
De sluitertijd bepaalt hoelang er licht op de sensor van de camera komt. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht er wordt waargenomen. Maar ook: hoe langer de sluitertijd, hoe meer bewegingsonscherpte. Immers, elke beweging die binnen de tijd plaatsvindt, heeft invloed op het beeld. Gebruik je een korte sluitertijd, dan vang je minder licht en is er minder kans op bewegingsonscherpte.
Voorbeeld 1: bij deze foto is een sluitertijd van 5 seconden gebruikt. Om bewegingsonscherpte, veroorzaakt door mijn hand, te voorkomen, heb ik een statief gebruikt. De lange sluitertijd zorgt ervoor dat de golven in het water bijna helemaal vervaagd zijn.

5 seconden, f/22 ISO-80, 10mm.
Voorbeeld 2: bij deze foto heb ik een sluitertijd van 1 seconde gebruikt. Je ziet het verschil in bewegingsonscherpte in het water op voorbeeldfoto 1 en 2. Voorbeeldfoto 2 laat meer structuur zien in het water. Zou ik nog een kortere sluitertijd gebruiken, dan zou ik nog duidelijker de golfjes in het water kunnen zien.

1 seconde, f/16 ISO-80, 10mm
Sluitertijden variëren van 1/4000e van een seconde tot 30 minuten (of langer). Afhankelijk van de situatie en het bestaande licht, bepaal je je sluitertijd.
Een extreem korte sluitertijd (1/4000 - 1/500) bevriest bewegingen. Dit is van belang bij het fotograferen van bewegende onderwerpen zoals sportende mensen of spelende kinderen. Een lange sluitertijd (1/10e van een seconde of langer) is gebruikelijk bij het fotograferen van de sterrenhemel: het is donker, dus je hebt een lange sluitertijd nodig. Ook wordt een relatief lange sluitertijd gebruikt wanneer je juist bewegingsonscherpte wil (zoals de golven in de zee) of bij het fotograferen van interieur: het interieur beweegt immers niet, dus je krijgt ook geen bewegingsonscherpte.
Het diafragma
Het diafragma wordt aangegeven met een f. Het diafragma bepaalt hoeveel scherpte er is over de diepte. Hoe kleiner het getal (bijvoorbeeld f/1.2), hoe minder scherpte er is in de diepte en hoe meer licht er wordt waargenomen. Hoe groter het getal (bijvoorbeeld f/10), hoe meer scherpte er is in de diepte en hoe minder licht er wordt waargenomen.
Het lastige van het aanleren van al de getallen, is het feit dat een groot diafragma wordt aangegeven met een klein getal.
Dus: Groot diafragma kan een getal zijn tussen de f/1.2 en f/4. Dit is ideaal voor het fotograferen van portretten. Het gezicht is dan scherp en de achtergrond mooi onscherp. Let op, niet elke lens heeft een maximaal diafragma van f/1.2. Dit is afhankelijk van de lens. Zie voorbeeldfoto 3:

1/800 sec. f/2 ISO-800 90mm
Een klein diafragma wordt dus aangegeven met grotere getallen, bijvoorbeeld f/5.6 tot f/22 (ook afhankelijk van de lens). Je zou kunnen kiezen voor een klein diafragma wanneer je een foto wilt maken van bijvoorbeeld interieur, landschap of architectuur. Dan wil je immers alle details en structuur scherp in beeld hebben. Zie voorbeeldfoto 4:

1/15 sec. f/14 ISO-200, 22mm.
De ISO-waarde
De ISO-waarde bepaalt de lichtgevoeligheid van de sensor. Hoe kleiner het getal, hoe minder lichtgevoeligheid en hoe minder ruis (korreligheid). Hoe groter het getal, hoe meer lichtgevoeligheid en hoe meer ruis. Afhankelijk van de kwaliteit van de camera, ontstaat er meer of minder ruis door de verhoogde ISO. Veel fotografen durven hun ISO-waarde niet omhoog te gooien, omdat het vroeger en op de goedkopere modellen veel ruis veroorzaakt. Met de betere hedendaagse apparatuur, is de ruisvorming al ontzettend verminderd. Een lage ISO-waarde wordt aangegeven met een getal van 80 tot 500. De getallen er boven zorgen al voor meer lichtgevoeligheid van de sensor. De ISO-waarde heeft verder geen invloed op bewegingsonscherpte of scherptediepte, het zorgt er alleen voor dat de sensor licht gevoeliger waarneemt.
De instellingen gecombineerd
Combinatie van sluitertijd en diafragma (en ISO):
De sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde hebben alle drie invloed op de belichting en werken dus altijd samen. Als je kiest voor een groot diafragma (f/1.2), omdat je bijvoorbeeld een onscherpe achtergrond wilt, komt er dus veel licht op de sensor. Om overbelichting te voorkomen, moet je het grote diafragma compenseren met een snelle sluitertijd. Als je kiest voor een klein diafragma (f/14) omdat je bijvoorbeeld een mooi interieur volledig scherp op de foto wilt, dan komt er minder licht binnen en heb je dus een lange sluitertijd nodig ter compensatie. Let op: dit zijn maar voorbeelden. Alles is afhankelijk van hoe sterk de lichtbron is. ISO heb ik tussen haakjes gezet, omdat je die in principe zo laag mogelijk wilt houden om ruis te voorkomen. Mocht het zo zijn dat je én een korte sluitertijd nodig heb én een klein diafragma (dat samen zorgt voor weinig licht), dan moet je soms de ISO omhoog schroeven.
De witbalans
Elke lichtbron heeft zijn eigen kleur (temperatuur). Zo geeft de zon een andere kleur licht dan een tl-buis. Wanneer je de witbalans onjuist instelt, kan het zijn dat een foto er veel kouder (blauwer) of veel warmer (geler) uitziet dan dat je wil. Wanneer je niet bij kunstlicht fotografeert, doe je er goed aan om de witbalans standaard op 'bewolkt' te zetten. Hieronder volgt een voorbeeld van een portret waarbij ik de witbalans onjuist had ingesteld. Gevolg was dat de persoon op de foto er erg geel uitzag.

Te warme witbalans

Verbeterde witbalans
Voor mij is de huidtint een goede maatstaaf voor het bepalen van mijn witbalans.
De beeldhoek en brandpuntafstand
De brandpuntsafstand van jouw lens bepaalt hoeveel er op jouw foto’s te zien is en hoe groot het onderwerp in beeld komt. Maar het heeft ook invloed op de scherptediepte en vertekening van je onderwerp. Misschien ken je het 'vissenogeneffect': wanneer je een enorme beeldhoek gebruikt waarbij de onderwerpen tegen de 'rand' van de foto vertekenen, groter lijken.
De getallen waarmee de beeldhoek wordt aangegeven, is afhankelijk van de maat van de sensor in de camera. Zo heb je bijvoorbeeld een APSC-sensor die onder andere in de Fujifilm X-camera's zit (gebruik ik dus) en je heb de full frame-sensor, die in full frame-camera's zitten zoals een Canon 5D mark IV. Een full frame-sensor is een grotere sensor dan de APSC-sensor. Wanneer je met een Fujifilmcamera een brandpuntafstand gebruikt van 10mm, is dat op een full frame-camera gelijk aan een 15mm (keer 1,5).
Wanneer je een foto maakt van en landschap, architectuur of interieur, wil je vaak veel van de omgeving in je foto te zien hebben. Dan kies je dus voor een grote beeldhoek: 10mm - 23mm (15mm - 35mm full frame). Je kunt dan erg dichtbij je onderwerp staan terwijl het onderwerp nog steeds volledig in beeld blijft. Let op: een grote beeldhoek geeft wel vertekening.

8 sec. f/16 ISO-200 10mm
Wanneer je een portret maakt, wil je geen vertekeningen van het gezicht hebben. Kies daarom voor een beeldhoek, ook wel brandpuntafstand, van minimaal 35mm - 90mm (50 - 130mm full frame). Dit filmpje geeft goed weer wat de invloed is van de beeldhoek op de vertekening van het gezicht. Ook in dit filmpje laat Julia Trotti zien wat het verschil is tussen het gebruik van verschillende brandpuntafstanden.
De beeldhoek heeft niet alleen invloed op vertekening van een onderwerp, maar het heeft ook invloed op de scherptediepte. Hoe groter de hoek, hoe meer scherpte je hebt in je beeld. Hoe kleiner de hoek, hoe minder scherpte je hebt op de achtergrond.
Ik zou nog uren door kunnen schrijven over de instellingen en andere zaken waar je op moet letten, maar voor de beginnende hobbyfotograaf, is dit eerst meer dan genoeg informatie. Mocht je structurele, persoonlijke begeleiding willen bij het aanleren van de basisinstellingen, dan kun je mij altijd mailen.
ความคิดเห็น